kapel van zorgcentrum St. Jorisgeschiedenis van de kapelEet- en verblijfplaats De Beyerd is het oudste gedeelte van het Sint Joris-gasthuis, gesticht in 1333. Helaas is er van de stichting geen enkel document bewaard gebleven. Men veronderstelt dat Rogier van Leefdaal, telg uit een vooraanstaand Brabants geslacht, bij testament het Sint-Joris-gasthuis heeft gesticht. Zijn weduwe Agnes van Kleef, gravin van Duitse oorsprong, wordt traditioneler wijze als medestichteres aangemerkt. In de gevel van De Beyerd bevindt zich een gevelsteen met de inscriptie: Op de gedachtenissteen staat de Graaf de Merode genoemd als stichter, maar dat blijkt niet juist te zijn volgens de archieven. Hier zouden Rogier van Leefdaal en Agnes van Kleef genoemd moeten worden. Pas in 1455 zijn de De Merodes eigenaar van de halve heerlijkheid. In 1336 is de kapel gereed; gezien de aanstelling van een rector die van een inkomen voorzien wordt. Als Agnes van Kleef overlijdt in 1338, functioneert het Gasthuis volledig. Gasthuis De Beyerd met zijn kapel heeft als doel pelgrims onderdak te bieden op hun tocht. In de veertiende eeuw is het houden van bedevaartstochten zeer in zwang bij West-Europese christenen. De gewone man gaat te voet en moet elke nacht een onderkomen zien te vinden. In de gasthuizen op de routes naar de bedevaartplaatsen is slechts één overnachting mogelijk, dit om zwervers en daklozen te weren. Voordat de bedevaartgangers de volgende dag weer op pad gaan, volgen zij eerst de eredienst in de kapel of kerk, die aan een gasthuis verbonden is. Zo ook hier in Oirschot. Het gasthuis is zelf bedruipend; dat houdt in, dat het over eigen landerijen, moestuin, boomgaard en veestapel beschikt om de gasten te voeden. Door de Reformatie loopt de belangstelling voor het houden van bedevaarten terug. Er wordt een nieuwe bestemming gevonden voor het Sint-Joris-gasthuis, dat inmiddels in de voorbije eeuwen uitgebreid is tot een groter complex van gebouwen. Het gasthuis wordt bewoond door steeds wisselende rijke Oirschotse bestuurders. De Beyerd zelf verwordt tot paardenstal en wagenhuis; de kapel is opslagplaats van brandhout geworden. In 1831 komt na veel geharrewar tussen een erfgename en het Bureau van Weldadigheid het Sint-Joris-gasthuis te vallen onder het plaatselijk Armbestuur. Dit wil het gebruiken als voorziening voor zieke oude mensen. Pas in 1848 krijgt dit streven zijn beslag. Om de behoeftigen die onderdak vinden in het Gasthuis te verzorgen, wordt door de deken van Oirschot een beroep gedaan op het toenmalige zusterklooster Nazareth, orde van de Franciscanessen in Oirschot, om deze taak op zich te nemen. In de huidige tijd is het Gasthuis uitgegroeid tot een woonzorgcentrum voor ouderen. Terug naar de kapel: in 1848 wordt deze gerestaureerd bij de nieuwe functie van het Gasthuis. De huidige kapel is in 1891 gebouwd in neogotische stijl. De kapel is een sobere, eenbeukige kerk met wit gepleisterde muren en ongekleurd glas-inloodramen. In de westkant echter, tegenover de apsis, bevindt zich een gebrandschilderd dubbelraam, waarop de heilige Elisabeth van Thüringen (links) en de heilige Vincentius à Paulo afgebeeld zijn. Zeer bijzonder zijn de Kruiswegstaties. Deze bestaan uit gebrandschilderd glas dat in hars of cement gedrukt is. Deze techniek heet verre murail. Het altaar rust op een in hout gesneden voorstelling van Het Laatste Avondmaal, in de herkenbare neogotische stijl van gebrandschilderde kerkramen in o.a. de regio Noordoost- Brabant. meer informatie:
volgende : de glazenier |
![]() ![]() |