St. Petrus' Banden


de architectuur van het kerkgebouw

Als een wachter domineert de 70-meter-hoge imposante toren van de Sint Petruskerk van Oirschot de wijde horizon. Staand aan de voet van deze westtoren voelt de mens zich nederig. De deur nodigt uit om binnen te treden. Nu blijkt niet alleen de toren indrukwekkend te zijn, maar ook het interieur van de kerk.

De architectuur valt onder de Kempische gotiek. Kenmerkend hiervoor zijn de toepassing van baksteen met banden en blokken van tufsteen. De hoge spitsboogvensters, zuilenrijen en de indeling behoren tot de klassieke gotiek.
Ook barokinvloeden – zoals het hoofdaltaar – en neogotische – zoals het Mariaaltaar in de zuidelijke dwarsbeuk en de godslamp – zijn terug te vinden in het kerkinterieur.

Zowel in- als uitwendig is de kerk versierd met balustraden.
De kerk bestaat uit een driebeukig schip met een dwarsschip. Aan beide uiteinden hiervan zijn een tweedelig gebrandschilderd raam geplaatst in het spitse boogvenster. De noordelijke dwarsbeuk, links, is toegewijd aan Sint Odulphus, begin 800 pastoor in Oirschot en in de 9e eeuw heiligverklaard.

Het Maria-altaar bevindt zich in de zuidelijke dwarsbeuk. De neogotische troon is bedoeld als troon voor het Mariabeeld in de Kapel de Heilige Eik. Rond dit beeld bestaat de legende, dat het in de 15e eeuw gevonden is in de beek de Beerze.

Rond het priesterkoor, op het oosten, loopt een kooromgang met daarin drie zogenoemde straalkapellen. De eerste is gewijd aan Sint Barbara, de middelste aan Sint Sebastiaan en de derde aan Sint Joris. Zij zijn de patroonheiligen van drie Oirschotse gilden. Ook een Maria-altaar bevindt zich in de kooromgang en behoort tot het vierde, tevens oudste kerkelijke Oirschotse gilde: de Broederschap van Onser Liever Vrouwe.

Op de linkerhoek van de dwarsbeuk met het priesterkoor bevindt zich de sacristie, op de rechterhoek de kapittelkamer.

Uiteraard worden in de kerk in het priesterkoor aan weerszijden van het altaar kanunnikenbanken geplaatst. De oorspronkelijke zijn door een bombardement in WO-II verwoest.

Ook de toren, met dezelfde bouwstijl als de kerk, is verdeeld door drie balustraden. De muurdikte loopt van 2,10 onder tot 0,70 meter boven. Aanvankelijk prijkt een 30 meter hoge spits op de toren. Na het toeslaan van diverse stormen en blikseminslagen wordt in 1672 de toren uiteindelijk van een kleine kap voorzien. Na het bombardement in 1944 krijgt de toren weer een noodkap. Bij de naoorlogse herbouw, tussen 1961-1962, wordt de toren weer hersteld naar de situatie van 1627 tot 1904.

Dit in tegenstelling tot een basiliek. Hiervan is het middenschip ook hoger, maar de daken van de zijbeuken laag, zodat hoog in het middenschip vensters geplaatst kunnen worden. Daarmee is het middenschip in een basiliek lichter dan in een pseudobasiliek.

meer informatie :


volgende : basilica minor

vorige : de geschiedenis van de kerk