St.Sebastianuskerk HerpenDe ramenDe neogotische apsisramen (1908) uit het atelier F. Nicolas & Zonen zijn rijk van uitvoering. Dit geldt voor de verhalende scènes, maar beslist ook voor de op het glas geschilderde fantasiearchitectuur die als omlijsting fungeert. Deze is zeer weelderig en vermengt de architectonische motieven met ranken en bloemen. Ook inhoudelijk zijn de apsisramen boeiend. Ze zijn een voorbeeld van de zogenoemde typologische Bijbelexegese. Hierbij worden parallellen zichtbaar gemaakt tussen verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament. De oudtestamentische verhalen fungeren als voorafbeeldingen (typen) van de nieuwtestamentische (antitypen). Met andere woorden: door Jezus Christus worden de profetische verhalen uit het Oude Testament vervuld. De apsisramen zijn bij de herinrichting van de kerk, welke in 1907 van start ging (nieuw en verhoogd schip werd gebouwd), gemaakt en in 1908 geplaatst. Van een modernere stijlopvatting getuigen de gebrandschilderde ramen van Max Weiss in de zijbeuken en de Mariakapel (1960/1962). Hier zijn de taferelen min of meer vrijstaand op het glas gebrandschilderd, met een omranding van ongekleurd glas. Deze vormgeving nam Weiss over van zijn leermeester Joep Nicolas, die haar reeds in de jaren twintig toepaste. Weiss’ ramen in de Mariakapel zijn aangeboden bij het zilveren priesterjubileum van J.K.N.M. van Vugt, pastoor in Herpen van 1957 tot 1964. Het gebrandschilderde raam met de ‘Doop in de Jordaan’ herinnert eveneens aan een priesterjubileum. In 1994 vierde P.S.M. Kok, pastoor in Herpen van 1987 tot 1994, zijn veertigjarig ambtsfeest. Van dit raam is de ontwerper vooralsnog niet bekend. Oorspronkelijk bezat de St.-Sebastianuskerk zes gebrandschilderde ramen van Pierre van Rossum, omstreeks 1943 gerealiseerd met financiële steun van zijn vader. Ze zijn niet bewaard gebleven. Van zijn hand zijn wel drie ornamentele ramen behouden, twee in de doopkapel en één op de orgeltribune. De datering is vooralsnog niet bekend. De glazeniersF. Nicolas & Zonen Frans Nicolas sticht in 1855 in Roermond een atelier voor gebrandschilderd glas. Aanvankelijk voert hij vooral restauratieopdrachten uit, maar al snel maakt hij ook veel nieuwe ramen. Zijn samenwerking met de architect P.J.H. Cuypers, die talrijke kerken bouwt in die periode, draagt hier in belangrijke mate aan bij en zijn bedrijf groeit uit tot het grootste in zijn soort van Nederland. Aanvankelijk zijn de ontwerpen vooral van Frans Nicolas zelf, maar aan het eind van de negentiende eeuw worden ook andere – vaak buitenlandse – ontwerpers ingeschakeld. Door de toegenomen vraag naar gebrandschilderd glas krijgt het atelier een fabrieksmatige organisatiestructuur. Zo worden het tekenen van het ontwerp, het vervaardigen van het karton, het glas snijden, alsmede het beschilderen, branden en in het lood zetten van de ramen door gespecialiseerde ambachtslieden uitgevoerd. De nadruk ligt op neogotisch werk, maar atelier F. Nicolas kan leveren in alle mogelijke stijlen. Er wordt garantie afgegeven voor de degelijkheid van het werk. In 1880 worden de beide zonen van Frans, te weten Charles en Frans jr., vennoten in het bedrijf, dat voortaan de naam F. Nicolas en Zonen gaat voeren. Frans jr. is vooral werkzaam als ontwerper en Charles heeft de zakelijke leiding. Het atelier is actief in heel Nederland, maar ook over de grens en probeert zelfs voet aan de grond te krijgen in de Verenigde Staten. Tal van glazeniers en kunstenaars vinden er een leerschool. Vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw vervaardigt ook Joep Nicolas, een zoon van Charles, ontwerpen voor het bedrijf. Hij ontwikkelt zich algauw tot een van de belangrijkste Nederlandse glazeniers van zijn tijd, met een beweeglijke, schilderachtige stijl waarin neogotiek geen rol meer speelt. Elementen uit de vrije kunst worden door hem in de glasschilderkunst geïntroduceerd. De Duitser Max Weiss neemt het atelier over als Joep Nicolas in 1939 naar de Verenigde Staten emigreert. Max Weiss Na het behalen van het glazeniersdiploma gaat Max Weiss (1910-1972) werken bij de Bayerische Hofkunst Anstalt in München. In 1929 is ook de Nederlander Joep Nicolas hier kortstondig werkzaam. Deze nodigt Weiss uit om in Roermond voor het familiebedrijf F. Nicolas & Zonen te komen werken. Max Weiss vervult bij de firma Nicolas enige tijd de functie van chef d’atelier, als opvolger van G. Mesterom, die een eigen atelier begint. Joep Nicolas heeft in deze periode de artistieke leiding en Weiss werkt vooral als uitvoerder. Na de emigratie van Nicolas naar de Verenigde Staten in 1939 neemt Weiss het bedrijf over. Voortaan treedt hij als kunstenaar onder eigen naam naar buiten. Vooral de eerste jaren zijn de ramen van Weiss zwierig en picturaal, met overvloedig gebruik van grisaille (donkere verf die na het inbranden met het glas versmelt). De invloed van zijn leermeester Joep Nicolas is onmiskenbaar, zoals bij veel kunstenaars in die jaren. Nicolas vindt dat een gebrandschilderd raam als een schilderij opgevat moet worden, als een vrij kunstwerk dat zich zoveel mogelijk losmaakt van de architectuur. Geleidelijk verwijdert Weiss zich enigszins van de picturale stijl, die weleens de ‘Limburgse barok’ wordt genoemd. Het grisaillegebruik wordt wat spaarzamer en het kleurgebruik minder uitgesproken. Tot ongeveer 1960 levert het bedrijf veel gebrandschilderde ramen, daarna loopt de klandizie terug. Eind jaren zestig laat Weiss’ gezondheidstoestand nieuwe opdrachten niet meer toe en wordt het atelier gesloten. Pierre van Rossum Na de lagere school in Herpen en Oss, gaat Pierre van Rossum (1919-2003) naar het Canisiuscollege in Nijmegen en vervolgens naar de kunstacademie in Arnhem. Praktijkervaring doet hij op bij de bekende glazenier Joep Nicolas en de firma Gebroeders Den Rooijen, beiden in Roermond. Later vestigt hij zich als zelfstandig glazenier in Kampen. Uit 1943 dateren twee ramen met de beeltenissen van St. Hubertus en St. Sebastianus, de patroonheiligen van Van Rossums geboortedorp Herpen. Deze zijn in het Museum voor Vlakglas- en Emaillekunst in Ravenstein ondergebracht. Tezelfdertijd ontstaan zes gebrandschilderde ramen voor de St.-Sebastianuskerk in Herpen, gefinancierd door zijn vader. Deze ramen zijn niet meer aanwezig. Ook voor het ouderlijk huis aan de Rogstraat maakt de kunstenaar een raam. Niet ver van Herpen zijn ramen van zijn hand te vinden in de St.-Luciakerk te Ravenstein (in samenwerking met Piet Koppens), de H. Maria-Magdalenakerk te Geffen en de kapel van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten te Megen. Zijn ramen in de bedevaartskapel St.-Anna in Koolwijk zijn verwijderd. Ook elders in Noord-Brabant is Van Rossum werkzaam. Zo vervaardigt hij de complete beglazing van de St.-Servatiuskerk in Borkel (bij Valkenswaard) en een gedenkraam voor het Bisschoppelijk Paleis in ’s-Hertogenbosch. Omdat Van Rossum veel opdrachten krijgt uit Noord-Amerika, emigreert hij in 1956 met zijn gezin naar Canada en later naar de Verenigde Staten. Daar ontstaan vooral gebrandschilderde ramen, maar ook wandschilderingen, mozaïeken en grafiek. Hij voert opdrachten uit voor de kathedraal van Washington en diverse overheidsgebouwen. meer informatie :
volgende : St. Sebastianus vorige : de glazeniers |