De architectuur van de Antonius van Paduakerk BestHet grote, donkerstenig kerkgebouw maakt een in zichzelf gekeerde indruk. De architectuur is in de stijl van de Bossche School. Dat is zichtbaar door de kenmerken van het gebouw: sobere bouwstijl, zonder overbodige, opvallende versieringen. De maatvoering tussen alle onderdelen van het gebouw zijn op elkaar afgestemd. Baksteen, beton, hout en (spaarzaam gebruik van) natuursteen zijn de materialen die toegepast worden in de bouw. Bouwmaterialen die inheems te noemen zijn. Aan de oostzijde steekt de toren nauwelijks boven het dak uit. De bescheiden hoge toren is een zogenoemde koortoren; hij is gesitueerd boven het priesterkoor. De vierkante toren heeft aan elke zijde drie rondbogige galmgaten. Daarboven is aan het siermetselwerk naar de dakrand toe natuursteen verwerkt. Dit natuursteen is in alle vensters toegepast, alsook in de dakranden en muurhoeken. Tussen de dakgoten en de rondbogige vensters in komt hetzelfde siermetselwerk terug. De staande muren zijn hoger opgemetseld dan de daken van het voor- portaal en middenschip. Dat zorgt voor een minder hoekig-plompe uitstraling van het gebouw. Het spits toelopend torendak is met leisteen gedekt. Boven op de kegelpunt prijkt een metalen kruis met koperen torenhaan. De halfronde apsis (oorspronkelijk altaarruimte) heeft vier vensters, waarin de engelenramen zijn gezet, en is voorzien van een spits dak met koperbedekking. De lage zijbeuken worden door enkele steunberen geschraagd. Het dak van het middenschip is een zogenoemd zadeldak; van de zijbeuken een lessenaarsdak. Deze daken zijn met donkergrijze pannen gedekt. De donkerbruin-gebeitste houten gesloten toegangsdeuren, de bakstenen muren die de vensteropeningen amper ruimte geven en de met donkere dakpannen gedekte daken bevestigen de gesloten indruk van de kerk. Aan de westzijde leidt een drie-tredige stenen trap naar de toegangsdeuren van de kerk. Drie deuren, welke met donkerbruine houtlatten in mozaïekvorm belegd zijn. Als dan de kerkdeuren zich openen en het portaal gepasseerd wordt, krijgt het kerkgebouw een ander karakter. Licht, vriendelijk, gastvrij, ruimtelijk met kleurrijke patronen op het interieur, die afstralen van de gebrandschilderde ramen in de vensters, en de lichtkleurig gepleisterde muren. De dikke bakstenen muren worden onderbroken door relatief kleine vensteropeningen. In het algemeen zijn de kerken in de Bossche Schoolstijl driebeukige basilieken: het middenschip met aan de oostzijde de apsis en het priesterkoor en aan de westzijde het oksaal (balkon waarop de orgelgalerij) boven de ingang. Zo ook in deze kerk. Op de kruising van priesterkoor en middenschip bevindt zich aan beide zijden een
ondiep, noord-zuid georiënteerd, transept (dwarsbeuk). In de kleine rondbogige vensters van de zijbeuken prijken de ‘schaapjesramen’, waarin de sacramenten zijn afgebeeld. Tussen deze ramen zijn de veertien terracottakleurige kruiswegstaties in de muur gemetseld. Linksachter in de kerk geeft een laag smeedijzeren sierhek toegang tot de gedachteniskapel, voorheen de doopkapel. Hier hangen de houten kruisjes met de namen van in de laatste maanden overleden parochianen. De huidige doopbokaal rust op een houten vierpoot waaronder wieltjes, zodat de doop op verschillende plekken in de kerk kan geschieden, afhankelijk van de toeloop van belangstellenden. Rechtsachter bevindt zich de Mariakapel. Op een altaar aan de rechterkant staat een in fluwelen koninginnenmantel gekleed Mariabeeld, een staakmadonna. Maria heeft een gouden kroon op het witgesluierde hoofd en op haar linkerarm rust haar kind Jezus, die ook gekroond is en een fluwelen manteltje draagt. In haar rechterhand houdt zij een scepter. Tegenover het beeld is in een venster in de zuidmuur een glas-in-loodraam geplaatst met de tekst in wit glas MARIA EERSTE DER GELOVIGEN. Deze tekst staat op een blauwe achtergrond. Bovenin het raam is een ster geplaatst, de Morgenster, een van de eretitels van Maria. Onder de tekst staat de letter T. De symboliek hiervan is vooralsnog onduidelijk. Het raam is van de hand van L. Manche en door de parochianen geschonken ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de parochie. Boven het portaal, dat lager is dan het middenschip, bevindt zich het oksaal, de orgelruimte. Een groot pijporgel houdt het zicht op het grote ronde roosvenster vrij. Het venster is beglaasd met lichtgetinte glas-in-loodruitjes binnen de cirkelvormige betonnen patronen. De vele bogen die het kerkinterieur rijk is, geven een omarmend gevoel. Opvallend zijn de bogen in het middenschip. Zij lopen mee met de lijn van muur, dak en dakpunt. Bovendien is aan de neerwaartse rand een donkergetinte kleur aangebracht. In de zijbeuken is dat eveneens het geval op de aanwezige halve bogen. Opmerkelijk is het plafond in een latvormig ruitjespatroon. Drie in boogvorm gelegde donkere hardstenen treden geven toegang tot het
priesterkoor. Bij binnenkomst rechts achter in de kerk staat op een zwarte hardstenen sokkel de patroon-heilige van de kerk in steen: Antonius van Padua die het kind Jezus op beide handen draagt. Op de buitenmuur van de gedachteniskapel, links van de toegangsdeuren is de zittende patroon-heilige in terracotta aangebracht, terwijl hij predikt tegen een school vissen. De plastiek is gemaakt door Zr. Irene Baecke. ![]() Aan de linkerzijde van het priesterkoor geeft een deur toegang tot de sacristie; aan de rechterzijde tot de zogenoemde Avondmaalkapel. meer informatie : volgende : de architect vorige : de geschiedenis van de kerk |